Blogserie dry-run 2025: lessen uit de korte keten

Twee ketens, één doel

Om een optimale circulaire verwaarding te realiseren, onderscheiden we binnen Greenhub twee routes: de korte keten (ook wel kleine kringloop genoemd) en de lange keten (of meervoudige verwaarding). Beide zijn nodig om tot een volledig circulair systeem te komen. In deze blog maken we kort het onderscheid tussen deze twee ketens en bespreken we daarna de lessen uit de korte keten van dit jaar.

De korte keten

In de korte keten (of kringloop) blijft het maaisel binnen de regio. Schoon bermmaaisel wordt ingezet als organische meststof of bodemverbeteraar. Zo behouden we lokaal organische stof, verminderen we transport en verlagen we de behoefte aan kunstmest.

De belangrijkste toepassingen zijn:

  1. Compost – een stabiele, kiemvrije bodemverbeteraar, rijk aan organische stof.
  2. Potstallen – riet- en bermmaaisel als strooisellaag in veehouderijen; na verloop van tijd ontstaat waardevolle vaste mest.
  3. CMC-compost – een gecontroleerde compost met actief bodemleven en betere waterhuishouding.
  4. Bokashi – fermentatie van gras en blad bij lage temperatuur, waardoor voedingsstoffen en micro-organismen behouden blijven.
  5. Papier – lokale verwerking van het maaisel tot papier.

Elke toepassing stelt andere eisen aan vochtgehalte, opslag en maaitechniek. Zo is nat maaisel geschikt voor Bokashi, maar niet voor potstallen. Broei moet worden voorkomen, en het maaiproces (bijvoorbeeld maaien met een opraapwagen in plaats van persen) kan bijdragen aan een duurzamere verwerking.

De korte keten draait dus om afstemming en timing: vooraf bepalen wat het maaisel wordt, voorkomt dat het ongeschikt raakt. Ook seizoensinvloeden spelen mee: in de winter is de bodem vaak te nat, terwijl in het groeiseizoen juist meer maaisel vrijkomt.

Gras in de potstallen, foto door GKB

De lange keten

De lange kringloop of hoogwaardige keten richt zich op meervoudige verwaarding van bermmaaisel — het benutten van alle componenten zoals vezels, sap en eiwitten voor nieuwe producten. Dat vraagt om technologische verwerking en samenwerking tussen gespecialiseerde bedrijven.

Een greep uit de mogelijke toepassingen:

  • Plaat- en isolatiemateriaal, papier en biochar uit geëxtrudeerde vezels;
  • Biostimulanten voor de (glas)tuinbouw uit grassap;
  • Diervoeding en zeep na extractie van eiwitten;
  • Biogas en digestaat door co-vergisting van grassap;
  • Productie van waterstof of elektriciteit.

Deze toepassingen vragen hogere kwaliteitseisen aan het maaisel, mogelijk langere opslag en nauwkeurige logistieke afstemming. Maar ze leveren ook meer economische waarde en CO₂-reductie op.

Wie meer wil weten over de verschillen en toepassingsmogelijkheden kan terecht bij de Keuzehulp Bermmaaisel – een praktisch hulpmiddel dat wij hebben ontwikkeld om inzicht te geven in de geschikte verwerking per type maaisel, seizoen en toepassing.

De verschillende verwaardingsstromen van bermmaaisel, uit de Keuzehulp.

De praktijk: de korte keten van 2026

Tijdens de dry-run van dit jaar hebben we de korte keten opnieuw getest. Vorig jaar werkten we met vijf aannemers en verwerkten we in totaal 117 ton maaisel waarvan een groot gedeelte in de korte keten. Dit jaar boden acht aannemers maaisel aan voor de korte keten, maar het was niet eenvoudig om vraag en aanbod te matchen: slechts twee partijen – GKB zelf en Van Doorn (voor levering aan Alphen) – konden daadwerkelijk lokale afnemers vinden voor hun materiaal.

Desondanks zijn de verwerkte hoeveelheden aanzienlijk groter dan vorig jaar:

  • 15 ton naar Waardewenders Papier (gemeente Alphen);
  • 95 ton naar potstallen via Hoogheemraadschap van Delfland (uitgevoerd door GKB);
  • 600 ton naar Bokashi bij Van der Erve in Klaaswaal, eveneens door GKB met eigen gras.

Deze cijfers laten zien dat, hoewel het aantal actieve koppels tussen aanbieders en afnemers beperkt was, de schaal van verwerkte maaisel fors is toegenomen.

Leren in de praktijk

Rolf Balvert (GKB) zag dat er dit jaar veel aanbod was van maaisel – aannemers willen graag meedoen aan circulaire verwerking – maar dat het vinden van voldoende afzetlocaties nog lastig bleek.

“Je moet van tevoren weten wat je met het maaisel gaat doen,” vertelt Rolf. “Er is in principe bijna het hele jaar door maaisel beschikbaar bij aannemers. Maar de planning en de functie van je hergebruik moeten aannemers van tevoren weten, want dan weten ze op dat moment wat ze met dat maaisel moeten doen”.

Het is dus belangrijk voor aannemers om van tevoren te weten wat ze met het maaisel moeten doen: zo wil je bijvoorbeeld niet het gras van de eerste meter van de berm mengen met de rest, omdat er in die eerste meter meer afval zit. En dat je direct in plasticfolie gaat balen, anders regent het nat. Als de voorwaarden van de afnemer niet op tijd bekend zijn bij de aannemer, is er een mismatch.

In de praktijk blijkt deze coördinatie tussen vraag en aanbod het lastigste, ook omdat de lokale vraag nog niet goed in kaart is gezet: veel agrariërs en tuinbouwers zijn zich nog niet bewust van de mogelijkheden en voordelen van bermmaaisel in de potstallen, of als CMC-compost of Bokashi. Maar de voornaamste uitdaging ligt toch in het correct afstemmen van de vraag met een lokale aannemer. Er is behoefte een jaarplanning, waar de agrariër weet wat voor soort gras hij op welk moment in het jaar nodig heeft, en welke voorwaarden het gras aan moet voldoen, zodat de aannemer daar op kan inspelen. Volgens Rolf was gebrek aan dergelijke communicatie de belangrijkste missende factor.

Ook regelgeving bleek een uitdaging. Producten als Bokashi worden formeel nog vaak als afval gezien, wat de toepassing beperkt. De omgevingsdienst heeft nog vaak moeite om deze regels aan te passen. Daardoor stokt de circulaire keten soms onnodig.

Gelukkig worden hier mooie stappen in gezet. Circulair Terreinbeheer schrijft: “Het ministerie van LVVN heeft een adviesaanvraag gedaan bij de Commissie Deskundigen Meststoffen (CDM) over het fermenteren van maaisel en blad tot lokale bodemverbeteraars. Dit is de eerste stap richting een mogelijke wijziging in de Meststoffenwet. Wanneer de CDM positief adviseert, wordt het gebruik van gefermenteerd materiaal, naast compost, wél toegestaan.”

Inkuilen is vaak geen realistische optie in de korte keten

Een goede planning is dus essentieel en voorkomt kwaliteitsverlies én extra kosten. Inkuilen – het tijdelijk opslaan van gras – lijkt handig als tussenoplossing, maar is in de praktijk vaak kostbaar en risicovol: het moment dat je gaat inkuilen kost het je extra geld. Je maakt namelijk twee keer kosten: als je het inkuilt, en als je niet meer kwijt kan. Er komt een risico bij kijken: iemand moet eigenaar zijn over het maaisel en als je het niet kwijt kan, kost het je dubbel. Bij de eerdere samenwerking met Newfoss was dat anders: zij hadden een duidelijke bestemming voor het maaisel en konden groten hoeveelheden op één plek opslaan. Ook een boer kan een duidelijke bestemming hebben voor zijn eigen gras en besluiten om dit in te kuilen voor later gebruik. Maar in de korte keten, waar de vraag niet altijd zeker is, zal inkuilen vaak geen realistische optie zijn. Ook omdat tijdsframe om in te kuilen in de praktijk te kort is: er zijn maar drie dagen om het gras te verzamelen, en dat lukt vaak niet.

Beter is dus om de vraag leidend te maken: bepaal vooraf hoeveel maaisel wanneer nodig is, en stem de maaiplanning hierop af. Het is bijvoorbeeld mogelijk om begin van het jaar balen in folie te wikkelen om ze later in het jaar weer kwijt te kunnen waar nodig.

De belangrijkste lessen

  1. Plan vooraf wat de toepassing wordt – dat bepaalt het succes. Een jaarplanning kan een geschikte tool zijn.
  2. Werk vraaggestuurd: de verwerkingsvraag bepaalt de planning. Hier is een rol voor de Greenhub als matchmaker: om aannemers en lokale agrariërs met elkaar te verbinden zodat zij de eerste afspraken kunnen maken.
  3. Voorkom inkuilen waar mogelijk, vooral in de korte keten; het kost geld en creëert extra risico.
  4. Blijf samenwerken: ketensucces vraagt afstemming tussen aannemers, beleidsmakers en verwerkers.

Vooruitblik

De dry-run van dit jaar heeft laten zien dat de korte keten alleen werkt als het goed gepland en ondersteund wordt. Hier zullen we in de komende maaironde nog beter op letten, o.a. door een jaarplanning te gaan maken. De komende periode richten we ons op verdere opschaling en professionalisering van de samenwerking en werken we toe naar een fysieke locatie voor de hub.

Want pas als alle schakels in de keten goed op elkaar aansluiten, wordt bermmaaisel écht een volwaardige grondstof: lokaal benut, circulair verwerkt en toekomstbestendig.

< Terug naar alle nieuwsberichten